Faalangst en studeren
Faalangst is een hardnekkig en vervelend probleem als je er last van hebt bij het schrijven van je scriptie. Je kunt dit probleem vandaag nog te lijf.
De meeste studenten die last hebben van faalangst, wéten dat ze last hebben van faalangst. Maar twijfel je, lees dan even dit rijtje:
- Je bent ontevreden, want je merkt dat je geen steek opschiet. En als je even nagaat, dan moet je aan jezelf toegeven dat je opgelucht bent als je iets anders voorrang kunt geven boven werken aan je scriptie.
- Je vindt het moeilijk om aan je scriptie te beginnen. Na een uur hard nadenken ben je al zeven keer aan de eerste alinea begonnen, maar je hebt hem telkens weer weggehaald.
- Als je gewoon losjes over je scriptie praat, weet je heel goed welke kant het op moet. Maar als je er dan eenmaal aan begint, lijkt het wel of je I.Q. met twintig punten is gezakt. Alsof je niet meer helder kunt denken.
- Het is niet dat het onderwerp je niet aanspreekt. Het is dat computerscherm! MS Word! En die lege pagina die dan daar maar op je beeldscherm blijft staan.
Als je deze punten min of meer herkent, en bij minstens één denkt: “Dat is precies hoe ik ben”, dan heb je minimaal een lichte vorm van faalangst ten opzichte van je scriptie. Wat trouwens niet wil zeggen dat je faalangstig bent. De een heeft faalangstklachten bij spreken in het openbaar, de ander bij een sportprestatie. En jij hebt het bij je scriptie.
De 5G-analyse van jouw faalangst
Faalangst is frustrerend. Eigenlijk weet je wel hoe het moet, maar als je eenmaal met je scriptie bezig wilt, lukt het gewoon niet. Of je dénkt dat je het niet voor elkaar gaat krijgen, dus ontloop je het schrijf- of onderzoeksproces gewoon.
Je kunt bij jezelf nagaan wanneer faalangst optreedt. Het eerste dat je daarna kunt doen, is het volgende stappenplan (het 5-G-stappenplan) doorlopen:
- Gebeurtenis: Neem een situatie of taak in gedachten waarbij je (vermoedt dat je) faalangstig bent.
- Gedachten: Schrijf op wat voor gedachten je bij die situatie krijgt. Dat kunnen bij een scriptie bijvoorbeeld gedachten zijn als: “Dat lukt me nooit”, of “Ik ben bang dat ik het niet goed doe”, of “Ik ben bang dat ik iets vergeet”, of “Ik ben bang dat mijn docent me uitlacht”.
- Gevoel: Neem waar (en schrijf op!) wat voor gevoel die gedachten je opleveren.
- Gedrag: Hoe gedraag je je, met dit gevoel? (Een veel voorkomend gedrag is: iets anders gaan doen. Alles lijkt goed, zolang je maar niet met Die Ene Taak aan de slag hoeft).
- Gevolgen: Je plan van aanpak, theoretisch kader of analyse komt niet af. Of het duurt enorm lang.
Het is natuurlijk niet zo dat elk studie-ontwijkend gedrag door faalangst komt. Maar áls het door faalangst komt, is het hardnekkig. Uitstellen is één ding, maar uitstellen terwijl je eigenlijk dolgraag voortgang wilt boeken is echt niet leuk meer. Uiteindelijk leidt het tot stagnatie. Er is geen vooruitgang, en dat motiveert niet. Uiteindelijk is het dat motivatiegebrek, dat je scriptie de genadeslag geeft. Dus… als je vermoedt of weet dat je faalangst hebt, doe er dan iets aan!
Het eerste dat je daarna kunt doen, is de volgende analyse (de 5G-analyse) doorlopen.
Hulp bij faalangst
Bij faalangst gaan we samen op zoek naar manieren om toch tot een scriptie te komen. Er zijn er tientallen… maar wat bij jou past, dat weten we pas als we het er met je over hebben. We coachen je op een manier, waarop de faalangst waarschijnlijk niet als sneeuw voor de zon verdwijnt, maar de scriptie er wel komt.
5G's om je faalangst te begrijpen
Je weet nu, op hoofdlijnen, waarom faalangst tot problemen leidt: je hebt zulke negatieve verwachtingen van de uitkomst van jouw handelen, dat je bang wordt om er überhaupt aan te beginnen. Faalangst is hardnekkig. Misschien blijf je wel altijd wat ongemakkelijk bij het schrijven van een groot stuk. Maar je kunt wel beter leren omgaan met je faalangst, zodat die je niet meer belemmert. Wat we in faalangstcoaching doen, is samen met jou het stappenplan dat je nu hebt geschetst stukje bij beetje veranderen.
Gedachten zijn de sleutel
Het begin van dat veranderen is meestal de tweede G: gedachten. In plaats van denken dat je misschien wel iets vergeet, kun je ook denken: “Ik doe wat ik nu kan, en als het niet volledig is kan ik dat altijd later nog toevoegen.” We noemen dat ‘helpende gedachten’. Ze helpen alleen als je ze realistisch vindt. Dus als je aanvankelijke gedachte is: “Ik kan dit niet”, dan is het niet zo zinnig om te denken: “Maar nu kan ik het wel!” Waarom zou het immers nu wel lukken terwijl je altijd het tegendeel hebt gedacht. Wat een betere helpende gedachte is, is: “Ik weet dat ik dit moeilijk vind, maar ik doe het stap voor stap, en m’n begeleider van Bureau Scriptiehulp helpt me bij het zetten van de juiste stappen.”