Skip to content

Onderzoeksmethoden

We gaan op deze pagina in op de volgende onderwerpen:

De inleiding is voor het beantwoorden van de vraag: ‘Waar gaat het over?’ In je theoretisch kader beantwoord je de vraag: ‘Wat weten we al van dit onderwerp?’ En in je onderzoeksmethoden beantwoord je de vraag: ‘Hoe ga ik mijn data verzamelen?’

Wat moet er in ‘onderzoeksmethoden’?

Voor de meeste scripties is het noodzakelijk om nieuwe data te verzamelen. Een enkele keer kun je afstuderen op een literatuurstudie, maar dat is een uitzondering. En als je dat doet, is het hoofdstuk waarin je uitlegt hoe je die studie hebt aangepakt (ofwel: welke reviewmethode heb je gevolgd) waarschijnlijk bovengemiddeld lang. Dus kunnen we stellen dat je altijd ergens in je scriptie moet beargumenteren waarom je je data zo verzamelde als je hebt gedaan. Het hoofdstuk waarin je dat doet kan verschillende namen hebben – research design, methoden, onderzoeksmethoden of onderzoeksopzet; de voorkeur hangt af van de gebruiken binnen jouw opleiding – maar waar het altijd op neerkomt, is dat je beredeneert waarom de door jou verkozen manier van data verzamelen goed is.

Het probleem bij het kiezen van een goede methode, is dat er géén panklare oplossing is. Technische studies, geneeskunde of psychologie hebben een experimenteer-traditie. In sociale wetenschappen gaat het vaak om meningen die uitgevraagd moeten worden, en dan zijn bijvoorbeeld interviewen of enquêteren weer een verstandig idee.

Veelgemaakte fouten

Je treft hier dus geen lofzang op experimenteren of interviewen. Je treft hier ook geen instructie voor de juiste aanpak van verschillende onderzoeksmethoden. Wel hebben we een aparte pagina over bronnenonderzoek en interviewen. Op deze pagina vind je de algemene fouten die wij het meest tegenkomen in scripties:

Alleen de operationaliseringsmatrix maken

Een operationaliseringsmatrix is een goede manier om helder te krijgen over welke begrippen uit je onderzoeksvragen je data wilt verzamelen en welke indicatoren in je data je linkt aan die begrippen. Als je een operationaliseringsmatrix maakt en je hebt dan het gevoel dat je ‘de weg kwijt’ bent omdat je nog steeds niet hebt beschreven wat voor methode je gaat hanteren... dan ben je een van de velen. Hoewel je niets fout doet, werkt het als noodstop.
Een operationaliseringsmatrix is ervoor bedoeld om weer te geven over welke begrippen je uitspraken moet kunnen doen. Voorbeeld: stel, je wilt iets weten over hoe mensen in een woonwijk denken over de landelijke politiek. In een operationaliseringmatrix werk je dan uit waarover je meningen wilt inventariseren. Een van de zaken die je dan zou kunnen willen meten is ‘politiek oriëntatie’ ofwel: is iemand links of rechts? De indicatoren kunnen dan zijn hoe de respondenten denken over onderwerpen waar links en rechts duidelijk over van mening verschillen. Maar: zo’n matrix beschrijft dus niet hoe je die meningen gaat uitvragen. Ga je een enquête doen, of interviewen? Zo'n matrix is dus een mooi begin, maar het is niet volledig.

Niet beargumenteren

Het doel van het hoofdstuk is om je onderzoeksvragen te ‘vertalen’ in een serie handelingen waardoor je die vragen kunt beantwoorden. Dat ‘vertalen’, dat noem je operationaliseren.
Nu kun je vrijwel elke onderzoeksvraag op meer dan één manier operationaliseren. Dat is mooi: je zit dan niet vast aan een methode die onpraktisch of ondoenbaar blijkt. Maar welke manier je ook kiest, je moet wel beargumenteren waarom je voor die methode hebt gekozen.
Neem het voorbeeld van hierboven: je wilt weten wat voor politieke kleur de bewoners van een woonwijk hebben. Dat zou je ze kunnen vragen in een enquête, maar je kunt ook interviews gaan houden. Als je significante uitspraken wilt kunnen doen over de hele populatie van de wijk, dan zijn interviews waarschijnlijk minder geschikt. Zoek je naar diepgang van de ideeën achter die kleur, en heb je alleen een globale indruk nodig zonder noodzaak voor cijfermatige onderbouwing, dan zijn interviews juist wel weer heel geschikt.
Een ander voorbeeld: je wilt onderzoek doen onder het personeel van een afdeling van dertig man. Een enquête is dan niet zinnig, want daarvoor is een totaalpopulatie van dertig gewoon te klein. Interviewen kan nuttig zijn, maar is tijdrovend. Hier past – afhankelijk van het onderwerp – een focusgroep (of twee focusgroepen) goed.

‘Kwalitatief onderzoek’ als methode

Kwalitatief onderzoek en kwantitatief onderzoek zijn categorieën, geen onderzoeksmethoden. Zodra jij schrijft: ‘De vraag wordt beantwoord met behulp van kwalitatief onderzoek’, dan is de eerste vraag die een docent zal stellen: ‘Wat voor onderzoek dan?’ Hetzelfde geldt voor ‘desk research’ en ‘field research’: het zijn categoriseringen die nadere specificatie behoeven.
Er is dus niets mis met kwalitatief onderzoek, maar je kan het niet opvoeren als onderzoeksmethode an sich.

We gaan op deze pagina in op de volgende onderwerpen:

Een handboek schrijven

Je Research design is géén handboek voor onderzoeksmethoden. Je hoeft niet te beschrijven wat een interview is of met welke software de analyse wordt uitgevoerd. Handboeken voor onderzoeksmethodiek zijn er al genoeg. Als je vindt dat je semi-gestructureerde interviews moet houden, leg dan uit waarom die interviewvorm het meest geschikt is voor de beantwoording van jouw onderzoeksvragen. Op dezelfde manier hoef je niet uit te leggen wat een t-toets is, maar wel dat je een verwacht verband gaat aantonen met behulp van zo’n toets.

Een handboek overschrijven

In handboeken staan hele opsommingen met soorten betrouwbaarheid en validiteit. Het is wél de bedoeling dat je iets vertelt over de manier waarop jij voor betrouwbaarheid, validiteit en bruikbaarheid hebt geborgd, maar doe dat beredeneerd. Schrijf dus niet zo’n handboek over volgens het idee ‘het staat erin, dus ik moet dat allemaal doen’. Stel, je doet in opdracht onderzoek naar het klantenbestand van een bepaalde winkelketen. Dan is het voor jouw opdrachtgever onbelangrijk of de resultaten die je verkrijgt óók van toepassing zouden zijn op een heel andere winkelketen. Je wilt dus, op basis van jouw onderzoek, geen uitspraken kunnen doen over andere winkelketens. In zo’n geval hoef je de externe validiteit helemaal niet te borgen.
Omgekeerd: je verhaal over validiteit wordt er niet duidelijker op als je het hele rijtje met soorten validiteit plichtmatig afgaat en zonder duidelijke argumentatie gaat beschrijven dat je echt wel hebt gelet op indruksvaliditeit, inhoudsvaliditeit, criteriumvaliditeit, ecologische validiteit, constructvaliditeit, interne en externe validiteit (dit lijstje is niet volledig).

Hulp nodig?

Het staat er best makkelijk: de veelgemaakte fouten. Maar nu nog goed doen. Hoe dan? Dat kunnen we je uitleggen, en wel zó, dat je ook snapt wat je aan het doen bent. Dat is nodig, want als je geen idee hebt, kun je ook niets beargumenteren.

Lees er meer over op onze pagina over scriptiebegeleiding.

Tips voor je onderzoeksmethoden

Denk na

Denk na over wat je nu eigenlijk wilt meten. Het komt zelden voor dat je je hoofd- en deelvragen letterlijk aan iemand kunt stellen. Welke data moet je boven water halen om ze te kunnen beantwoorden? Díé data moet je gaan verzamelen.

Kies een zinnige methode

Welke manier van dataverzamelen past bij de data? Als je medisch onderzoek doet en je wilt weten wat het effect is van een interventie, dan is een experiment met een controlegroep een zinnig idee. Doe je sociaal wetenschappelijk onderzoek en je wilt meningen weten, dan is een enquête of een serie interviews verstandig. Terwijl je als je een concurrentieanalyse doet bronnenonderzoek nuttig kan zijn. Het is niet gek, maar juist verstandig, als je uitkomt op een combinatie van verschillende dataverzamelingsmethoden.

Beargumenteer

Beargumenteer waarom je voor een methode kiest. De argumentatie is belangrijker dan de juistheid van de methode. Over de argumentatie kun je met je docent een discussie hebben. Op de stelling: ‘Nou, ik vind een enquête gewoon leuk’ kan een docent ook zeggen: ‘Ik niet.’ Dat iets leuk is, is geen argument. Bedenk dat dit hoofdstuk vaak het slotstuk is van je plan van aanpak. Je hebt op je plan liever feedback die lijkt op: ‘O, maar als dát je redenering is, denk dan ook eens aan zusenzo’, dan feedback in de trant van: ‘Het is warrig hoe je tot dit onderzoeksplan bent gekomen.’ De eerste vorm van feedback in constructief. Bij de tweede weet je alleen dat je het niet goed hebt gedaan.

Schrijf over betrouwbaarheid en validiteit

Schrijf een paragraaf over betrouwbaarheid en validiteit. Als je onderzoek in opdracht doet, vertel dan in deze paragraaf óók waarom je onderzoek tot bruikbare aanbevelingen gaat leiden. Vul deze paragraaf pragmatisch in. ‘Bij het interviewen is erop gelet om niet te sturen’ leidt bij docenten tot de vraag: ‘Hoe heb je dat gedaan dan?’ Beter is: ‘Bij de interviews zijn de vragen neutraal gesteld. Om te borgen dat dat in de praktijk niet verzandde, is gewerkt met een vragenlijst en niet met een topiclijst.’

Vergeet de analyse niet

Besteed aandacht aan de manier waarop je je data gaat analyseren. Als je toetsend onderzoek doet, maak dan vooraf duidelijk wanneer je je hypothesen gaat aanvaarden of verwerpen. Doe je inventariserend onderzoek, geef dan aan hoe je van je ruwe data tot compacte bevindingen komt.

Meer lezen...

Je bent natuurlijk niet de eerste die met dit stukje van het scriptieschrijfproces worstelt. Lees hieronder hoe het bij anderen ging, en wat Bureau Scriptiehulp eraan heeft gedaan…

De enige die er last van heeft

Het was frustrerend... ze vond het onderwerp nog wel leuk, maar ze had niet het idee dat iemand dat met haar eens was.

Onnauwkeurige metingen en onwillige meters

Madelon zit met de handen in het haar. Letterlijk. Ze is wanhopig en woest. Oorzaak: onnauwkeurige metingen. Zijn ze nog te redden?