Skip to content

Snacktomaatjes

De snacktomaatjes komen, maar dit verhaal begint bij ander voedsel: het marshmallow experiment. Het basisprincipe is eenvoudig: je zet een kind achter een tafel, geeft het een bordje met een marshmallow erop en vertelt het dat het die kan eten, maar dat de onderzoeker nu weggaat en als het wacht met snoepen tot die terug is, het er twee krijgt.

Het kost veel kinderen enorm veel moeite. “Instant gratification” en “delayed gratification” hebben te maken met inhibitie: kun je je impuls (marshmallow eten) afremmen. De onderzoekers meenden dat de uitkomst van dat experiment ook veel kon zeggen over toekomstig gedrag van de kids, en dat heeft ze veel kritiek opgeleverd. Maar daar gaat het ook niet om.

Hoewel volwassenen een beter beheersingsvermogen van hun impulsen wordt toegedicht, tonen vergelijkbare experimenten met volwassenen aan dat het blijkbaar ook volwassenen niet al te best lukt om een snelle kleine beloning te verruilen voor een grote, uitgestelde beloning. Voor marshmallows zijn ze niet te paaien in zo’n experiment, maar je geeft mensen dan de keuze: “Of je krijgt nu 100 euro, of je krijgt over een jaar x euro. Hoe groot moet x zijn wil je zwichten?”

Scripties schrijven is een “grote beloning”. Ze zijn binnen je studiecurriculum de tweede marshmallow of de x. En zie daar het probleem van Wilma. Wilma zit vast. Wilma is slim, en inhoudelijk heeft ze geen vragen over haar scriptie. Er ligt een berg feedback van de docent te wachten op Wilma. Die berg moet weg. En het is allemaal niet moeilijk. Maar die berg ligt er al maanden.

Wilma vinkt alle boxjes die uitstelgedrag heel verleidelijk maken: een drukke baan die niet van negen tot vijf is, een vol sociaal leven en sinds een paar maanden is er ook Gerard.

Vage doelen

“Weet je wat het is”, zucht ze. “Dan zit ik eindelijk achter mijn laptop, en dan komt er een mailtje van m’n werk binnen. Of dan neem ik me voor een ochtend te gaan knallen, en dan is er weer een of andere ingelaste vergadering op Meets.”

Het gaat al weken zo met Wilma. De intenties zijn goed. Ineens stond Gerard op de stoep. Plotseling belde een vriendin of ze mee ging stappen. En tja, dat werk.

Nu heb ik als begeleider ook zo m’n zwaktes: gesprekken die een herhaling zijn van het vorige gesprek, vind ik saai. Wilma graait elke marsmallow die ze ziet. Inhibitie? Een lachertje. Maar een uitleg over inhibitie biedt geen oplossingen voor Wilma. Dus ik zeg: “Ik zal je eens een verhaaltje vertellen over het halen van doelen. Stap 1 daarbij is, dat er natuurlijk wel een doel moet zijn. Anders valt er niets te halen. Logisch toch?”

Wilma kijkt me wat onzeker aan, aan de andere kant van de Skypeverbinding. Ze knikt.

“Stap 2 is dat het doel concreet moet zijn. ‘Het zou fijn zijn als ik minder zou roken’ is geen concreet doel. ‘Ik stop per vandaag’ is wel concreet. ‘Ik wil afvallen is niet concreet. ‘Ik wil volgende maand drie kilo eraf hebben’ is wel concreet. Vage doelen betekenen vage stappen. Bij de vurige wens om de kilo’s vaarwel te zeggen, is het verleidelijk om toch maar een graai uit de zak chips van je vriendje te doen. ‘En daarna stop ik. Echt!’ Nog steeds logisch toch?”

Uitstellen

Wilma heeft overduidelijk last van uitstelgedrag. Geen zorgen: iedereen heeft last van uitstelgedrag. Taken die we niet spannend of leuk vinden, daar beginnen we immers allemáál het liefst niet aan. Alleen: Wilma komt met haar uitstellen in de gevarenzone die “opgeven” heet. Herkenbaar? Kijk ook even bij onze tips bij uitstelgedrag.

Je toekomstige ik

Wilma zit intussen hardop te lachen. “Ja. Maar wat…”, begint ze.
“Nee! Het is niet logisch. Zonder een concreet doel leidt het nergens heen, maar het hebben van een concreet doel garandeert niet dat je wel ergens uitkomt. Jij hebt echt wel concrete doelen, maar weet je wat ik al een aantal Skypes hoor… er zijn telkens oorzaken waardoor de zaken toch weer anders lopen.”

Fast forward: de oorzaak dat Wilma geen steek verder komt, is dat ze haar doelen formuleert als voornemens. Plannen en een planning maken is weinig meer dan een uitgeschreven hersenspinsel over wat ze in de toekomst gaat doen. Morgen. Over een week. Of later. Maar er is geen garantie dat de toekomstige versie van Wilma, die dus “morgen” aan de bak moet volgens het vurige voornemen van de huidige Wilma, op dat toekomstige tijdstip ook echt gaat doen wat ze zich nu voorneemt. Die toekomstige versie van haar heeft immers een eigen behoefte aan afleiding, chips, sigaretten, vriendinnen, Gerard en wat al niet. En als ze dan eindelijk achter de laptop zit omdat alle verleidingen getrotseerd of afgehandeld zijn, komt er een vergaderverzoek van die drukke baan binnen. Een extra marshmallow. Bye bye scriptie.

Wat je aandacht geeft, groeit

“Dus hoe het nu met jou scriptie gaat, is dat je telkens zo’n zak chips ziet, en dan denkt: “Nou, ééntje kan geen kwaad” en als de zak dan leeg is op een paar extra zoute kruimels na die de moeite van het uitvissen niet waard zijn, dan baal je enorm en denk je: ‘Morgen! Morgen lukt het wel.’ Alleen dacht je dat gisteren ook, en zie waar we nu zijn. Anders gezegd: je formuleert planningen altijd als voornemens, je weet dat de kans groot is dat het fout gaat, en dan is er de hoop dat het de keer erop wel lukt. Maar hoop is sleets… hoe vaker zoiets mislukt, hoe meer zo’n plan ‘tegen beter weten in’ geformuleerd wordt. En hoe eenvoudiger het is om te denken: ‘Nou, ééntje kan geen kwaad.’”

De meeste studenten denken dat hun vermogen om tóch nog eens hetzelfde voornemen in hun agenda te krabbelen eindeloos is. Maar onderzoek wijst anders uit: wat je aandacht geeft, groeit. Wat je geen aandacht geeft, verwelkt. Elk vergaderverzoek maakt haar werk belangrijker. Elke amoureuze avond met Gerard…

Waar zijn ze?

“Ja, hallo! Hoe kom ik aan voldoende snacktomaatjes?” Het schrijven van een scriptie gaat beter als je je eerst focust op de inhoud van je tekst. Vaak stuit je bij het schrijven op gedachten als “dat moet ik nog even precies uitzoeken” of “die zin loopt niet zo goed. Daar moet ik nog even naar kijken”. Wen jezelf aan in je tekst direct te typen: "***UITZOEKEN" of "***ZIN LOOPT NIET". Werk niet met kleurtjes. Werk met een bepaalde code (drie sterretjes in dit voorbeeld). Die kun je in je tekstverwerker makkelijk opzoeken, zodat je altijd een voorraadje tomaatjes binnen handbereik hebt. Gekleurde tekst niet.

Snacktomaatjes als vangnet

“Je hebt gelijk. Ik moet mezelf dat niet steeds weer beloven. Het lukt toch steeds niet.”

“Grappig genoeg weet je dan zeker dat het niets wordt.”

“Ja maar… Hoe dan?”

“Wat je nodig hebt is een vangnet. Een backup voor als je merkt dat je je hand toch weer in die chipszak steekt. Als je toch weer een vergaderverzoek op je vrije dag krijgt, moet je een plan hebben voor wat je dan gaat doen. Als het echt gaat om de kilo’s, en je hand zit letterlijk al in de chipszak, dan kan de backup zijn: ‘Ik ga nu naar de keuken en ga vijf snacktomaatjes halen.’ Grappig genoeg gaat dat makkelijker dan aangeboden snacks beleefd maar watertandend afslaan. Je onderbreekt met het alternatief namelijk de routine die een avondje op de bank voor Netflix nu eenmaal is geworden.”

En voor je scriptie gaat het net zo: zodra je merkt dat je eerder wilt stoppen dan gepland, of uitvlucht zoekt in iets anders, ga je over tot de backuproutine die je tevoren met jezelf had afgesproken. “Snacktomaatjes” kunnen simpele scriptieklusjes zijn: lees de laatste alinea die je hebt geschreven. Transcribeer 1 minuut van een interview. Check één bron met de zoekfunctie in Word voor je hele scriptie. Zoek tien vervoegingen van “worden” op en herschrijf de zinnen (dit om al te veel lijdende vormen in je scriptie te voorkomen).

Proberen is niks

Net als met afvallen kun je het jezelf extra moeilijk maken: als je geen snacks in huis haalt, kun je ze ook niet opeten. Maar als je de hele voorraadkast vol stouwt, kwel je jezelf onnodig. Daarom: blok je agenda voor substantiële periodes waarin je aan je scriptie gaat werken. Zijn er verstoringen, zoals vergaderverzoeken. Zorg dat ze je niet kunnen bereiken. Sla vergaderverzoeken af. Als de teammeeting altíjd op je vrije dag plaatsvindt, bespreek dan een andere vaste vrije dag met je baas.

Stop je de voorraadkast met snacktomaatjes, dan is de kans groter dat je ze ook echt gaat consumeren. Maak dus altijd een takenlijstje voor de volgende keer zodat je voortvarend de draad weer kunt oppakken. Zorg voor een vangnet. Een routine die je eenvoudig kunt starten om je af te leiden van de afleiding.

Kort en goed: je hebt niet alleen een voornemen nodig, je hebt ook een reserveplan nodig.

Wilma heeft een blik of ik haar betrapt heb met de hand in de koektrommel.

Dus ik sluit af: “Los daarvan: je kunt natuurlijk ook pas gaan overwerken als je substantieel aan je scriptie hebt gewerkt. ‘Proberen erop te letten’ is, hoe goed bedoeld ook, ‘Ik zal proberen geen chipje te pikken.’”

Wilma slaagde met een 7,5. Ze at afwisselend snacktomaatjes en chips.

Verder lezen...

De enige die er last van heeft

Het was frustrerend... ze vond het onderwerp nog wel leuk, maar ze had niet het idee dat iemand dat met haar eens was.

‘Geen tijd’ bestaat niet

Barbara voert helemaal niets uit. Nu niet, vorige week niet en de week ervoor ook niet. Barbara's probleem met de planning: verkeerde prioriteiten.